Categorieën
In gesprek Opgelucht Teksten

Ramadan

Ramadan en ik zijn altijd vage kennissen geweest.

Als jongvolwassene kon ik nooit goed wennen aan zijn komst en vond het vasten in de winterdagen een ellende. Ik was nooit op tijd thuis voor de Iftar (het verbreken van het vasten) omdat ik dan simpelweg onderweg was.
Het gebrek aan de zon, vitamine D, zorgde ook voor een niet al te vrolijke houding. Ik was moe en uitgeput en keek intens uit naar de VVD (verplichte vrije dagen). Tijdens de menstruatie mag je als vrouw niet vasten.
Waar ik normaal mijn periode haatte, omarmde ik haar tijdens Ramadan. Een verlossing! Zodra ik erachter kwam sloeg ik een kreet uit van geluk. En inhalen van deze dagen? Dat zien we dan wel weer…

Met de jaren liet ik Ramadan steeds dichterbij komen. Maar we waren nog geen dikke vrienden. Sterker nog.. Hij overviel me elk jaar weer. Ik weet nog het gevoel van boosheid en onmacht wanneer Ramadan ineens voor de deur stond. Wat nou.. ik had nog helemaal niets voorbereid, helemaal niets in huis, er was geen plek voor Ramadan. En toch maakte ik plek, al ging dat moeizaam. Ik overtuigde mezelf dat Ramadan best aardig was.

Afgelopen jaar beloofde ik mezelf met grote letters de komst van Ramadan te schrijven. Ik zou op tijd zijn. En ik was op tijd. Had me geestelijk redelijk tot genoeg kunnen voorbereiden op zijn komst. En Ramadan was dit jaar meer dan welkom. Mijn liefde groeide steeds meer en we werden goede vrienden.
Dit jaar heeft Ramadan me uitgedaagd het beste uit mezelf te halen. Veel na te denken, dingen anders aan te pakken, stil te staan bij klein en groot geluk. Tot het uiterste te gaan. De wilskracht van het energiek vasten en doorgaan tot je weer mag eten vol te houden. Er waren enkele momenten dat ik door complete hitte en 2u wachten op de trein die maar niet kwam het bijna niet meer trok. Even was ik geirriteerd.. Geen spelletjes met me spelen Ramadan. Niet nu in deze hitte!
Maar deze gedachte maakte al snel plaats voor trouw en liefde. Succes is immers geen rechte weg, maar een weg vol obstakels. Zo is dit ook. Ik had me voorgenomen de laatste 10 dagen van Ramadans verblijf extra aandacht te geven. Helaas is dit niet helemaal gegaan zoals ik me had voorgenomen of wenste. Mijn wilskracht had een paar dagen vakantie genomen.
Nu maakt Ramadan zich alweer op om te vertrekken. Deze keer is het niet zoals andere keren. Dit jaar voel ik me verdrietig. Zijn vertrek laat een grote leegte achter. Ik ben behoorlijk van Ramadan gaan houden, ondanks … of misschien zelfs dankzij de zonnige, hete lange dagen.
Gemak hoeft niet altijd symbool te staan voor goed. Moeite doen voor iets, geeft een bevredigender gevoel.

Ik neem Ramadan de laatste paar dagen nog even in mijn armen en knuffel hem intens. Ik ben dankbaar voor de liefde, mogelijkheden en kansen die hij me geeft. Nu moet ik inshaAllah als ik nog zal leven een jaar wachten tot ie terugkomt. Ik zal ‘m vreselijk gaan missen..

Categorieën
In gesprek netwerken Opgelucht Teksten

“Jij bent anders!”

Diploma 

Ik huppelde die donderdagmiddag stralend met mijn diploma op zak richting het station.
Terwijl ik mijn hoofddoek voor een raamspiegel rechttrok, dwaalden mijn gedachten af naar de woorden van de basisschooldirecteur:
“Het lijkt me beter voor uw dochter dat zij de LHNO (Lager Huishoud en Nijverheids Onderwijs) doet. Zo kan zij straks beter voor haar man en kinderen zorgen!”
Mijn moeders woeste gezicht kon ik me nog goed herinneren. “Geen sprake van. Mijn dochter gaat naar de MAVO/HAVO.”
En nu had ik het toch geflikt om 2 jaar over een 4 jarige opleiding Sociale Dienstverlening te doen.

Ik had nog geen zin om naar huis te gaan. Op het station besloot ik een willekeurige trein te pakken. Dat deed ik vaker. Zo zag ik tenminste iets van mijn land Nederland. Mijn OV-kaart voerde me naar Limburg, Groningen, en allerlei tussenstations. Het lag aan mij of ik zin had om uit te stappen en het dorp of stad te verkennen.

“Wanneer doe je je hoofddoek af?”

Deze trein bracht me naar Amsterdam. Ik liep langs de wallen (nieuwsgierigheid) naar de Bijenkorf. Terwijl ik parfum aan het testen was, bedacht ik me dat ik daar wilde werken. Ik liep naar de klantenservice waar ik vroeg hoe ik kon solliciteren. De dame achter de balie was op dat moment in gesprek met een dame van Personeel die toevallig ook de sollicitatiegesprekken deed. Ze keek me van top tot teen aan, en met een glimlach vroeg ze of ik met haar mee wilde lopen.

Bijenkorf-Amsterdam

Het was een spontaan en erg geslaagd sollicitatiegesprek waar ik totaal niet op voorbereid was. Ik was aangenomen en kon de volgende dag beginnen. Ze sloot af met: “Wanneer doe je je hoofddoek af?” Waarop ik antwoordde met: “Zodra ik thuis ben, gooi ik m’n hoofddoek op de kapstok.”

Mijn eerste werkdag.. ik had me erop verheugd. Ik moest me melden bij Marco. Marco legde me uit wat mijn werkzaamheden zouden worden. Ik maakte kennis met mijn team. Daarna liepen we door het pand. De dag daarna stond ik al op mijn afdeling. Die ochtend werd mijn goedemorgenwens glashard genegeerd door iedereen die er was: Annet, Sander, Carel en William. Die hele week. En de week daarop ook.
Ik weet dat het ongelooflijk klinkt, maar ik verzin het niet.


Goedemorgen?

De derde week was ik het zat. Nadat ik mijn collega’s opnieuw succesloos goedemorgen wenste, zei ik: “Waarom beantwoorden jullie mijn goedemorgen niet? Ik ben jullie collega en begrijp best dat het lastig is te wennen aan een nieuw persoon. Maar het is niet meer dan collegiaal, laat staan menselijk om een persoon terug te groeten. Dus wat is er aan de hand?”
Annet die me het meest van allen vermeed mompelde dat ze genoeg aan haar hoofd had en niet altijd zin had te groeten, sorry en ze zou er rekening mee houden. De volgende dag groette ze inderdaad terug. De dagen daarna begonnen langzaamaan de gesprekken. Korte gesprekjes. Zo vroeg ze me hoe mijn weekend was en hadden we het over het weer en koetjes en kalfjes. De andere collega’s namen haar voorbeeld en kwamen los. Het contact groeide en na een tijd gingen we samen lunchen.

Op een ochtend rende ze op me af en opgewonden vertelde ze me het heugelijke nieuws. Ze had bij de tram twee dames met een hoofddoek aangesproken. Ze spraken gewoon Nederlands terug! Ze vond het erg spannend, maar was opgelucht toen ze ‘gewoon aardig’ bleken te zijn. Dit had ze nooit eerder gedaan..
Ik vond het oprecht tof dat ze dat had gedaan. Alsof ze haar eigen grenzen aan het aftasten was. Ze stond open voor anderen. Ik wist dat het een hele stap voor haar was. En niet voor haar alleen.

“Kan ik u helpen, mevrouw/meneer?” “Mooie broek is dat hè, wilt u ‘m misschien passen?” “Is dit misschien iets voor u?” “Wat vindt u van deze combinatie?” De klanten die ik aansprak, reageerden vrijwel altijd vermijdend. Glimlachten en liepen door. Op die ene dame na: “Ohhhhhhhhhhhhhhhh moet je eens kijken Geer, ze spreekt gewoon Nederlands!!” Ze riep haar man zo luid dat álle andere klanten die in de buurt stonden omkeken.
Die middag liep ik naar mijn leidinggevende Marco en vroeg ik naar bedrijfskleding. Deze krijg je normaal pas als je drie maanden in dienst bent. Maar ik werd niet herkend als medewerker. De meesten liepen angstig weg en sommigen keken naar me alsof ik een aapje in het circus was, in hoopvolle verwachting dat ik wat gekke kunstjes zou doen. Marco, die mijn argumenten aanhoorde, knikte en regelde bedrijfskleding. Ik blij! Want nu hoorde ik erbij. Ik bond de sjaal met de Bijenkorftekens als een haarband om mijn hoofddoek.

 

“Het spijt me!”

Ik vroeg Annet hoe het met haar ging. Ze zag er niet vrolijk uit. Ze keek me aan en zei: “Ik zit ergens mee. Het zit me zo dwars. Ik durf het niet eens te vertellen, maar ik wil het toch doen.

Weet je nog dat ik je in het begin zo negeerde? Ik had totaal geen idee hoe en wie je was. Die eerste paar dagen ben ik bijna elke dag naar de directie gegaan. Ik vond het belachelijk dat er een hoofddoek in de Bijenkorf werkte. Die was slecht voor en paste niet bij het imago van Bijenkorf. En hoe zouden we in vredesnaam met je gaan communiceren?!
De directie zou een oogje in het zeil houden en alle klachten verzamelen. Het spijt me, Fadwa. Jij bent alles wat ik niet dacht dat je zou zijn. En je bent niets van de oordelen die ik over je had. Jij bent anders!! Wil je het me vergeven?
Ik heb vandaag Marco gesproken en ik weet dat je volgende week overgeplaatst wordt naar een andere afdeling. Maar ik wil graag dat je bij ons team blijft.”

Jij bent anders?! Ondanks de goede bedoelingen en intenties blijf ik het zuur vinden. Anders dan wie? Waarom ben ik anders, wat maakt me anders? Ik ben vrouw, net als jij. Ik ben een Nederlander net als jij. “Jij bent anders!” Annet was niet de eerste die dat zei en zeker niet de laatste.

Toch was het goed. Zo’n bekentenis. Vooroordelen ombuigen naar iets positiefs en fouten durfen toe te geven.
Ik omhelsde haar omdat ze een traan liet en zei verder niets.

Na de overplaatsing kwam mijn oude team me dagelijks ophalen voor de lunch en kwamen ze tussendoor steeds even langs. Na vier succesvolle maanden bij de Bijenkorf moest ik stoppen omdat mijn HBO-studie begon. Marco vroeg me of ik alsjeblieft niet nog kon blijven werken, bijvoorbeeld de donderdagavonden en zaterdagen/zondagen. “En anders alleen het weekend? En alleen de zondag? Paar uurtjes dan? Echt niet? Ik wil nog meer Fadwa’s aannemen.
Voordat je kwam, hadden er al 2 dames met hoofddoek bij de Bijenkorf gewerkt. De allereerste, Fatima, was na 2 dagen gestopt. Die kwam gewoon niet meer, zonder afmelden. De tweede, Siham, heeft het 9 dagen volgehouden. Ze kwam bij me om te vertellen dat ze zich niet welkom voelde en dat ze wilde stoppen.”
Het zou me niet lukken, daar ik de duale HBO ging met 32u werken en 1 dag in de week studie.
We hadden een mooi afscheidsetentje met een hoog ‘Het-waren-twee-fantastische-dagen-gehalte’.

 

“Ze noemen me Fadwa?”

Drie maanden nadat ik weg was bij de Bijenkorf, bezocht ik mijn ex-collega’s. Daarna ging ik shoppen.

Op de afdeling lingerie, waar ik eerder ook heb gestaan, stond Ouafa. “Het is hier erg leuk werken. Alleen vreemd dat sommige collega’s me Fadwa noemen en vragen hoe het met me gaat.”
Waarop ik antwoordde: “Fadwa heeft hier ook gewerkt.. maar zij was anders!”

 

 

Categorieën
In gesprek

Seks en de zonde

Aflevering 1 (11 mei): De islam in de polder

Vertrekpunt van de serie is het islamdebat in Nederland, het beeld dat er van islamitische vrouwen bestaat en de persoonlijke ervaringen van deNederlands-Marokkaanse Fadwa Kartoubi, maatschappelijk werkster, blogster en alleenstaande moeder.

Terugkijken op Uitzending Gemist

Categorieën
Familie In gesprek Opgelucht Teksten

In gesprek met…

De zon scheen laag, en omdat ik reed deed ik het zonneklepje in de auto omlaag en keek voor me uit. Zij deed het zelfde. De vragen brandden op mijn lippen, maar steeds durfde ik ze niet te stellen. Of was er geen gelegenheid. Of geen tijd. Ik had altijd haast en was altijd met mezelf en mijn mobiel bezig. Om de tijd te doden en niet confrontaties aan te gaan en wonden van vroeger open te krabben.

Mijn tante was overgevlogen uit Marokko. Samen met haar man zijn ze hun dochter gaan bezoeken die in België woont. En ook mijn ouders werden verblijd met een bezoek van een klein weekje. Omdat ik haar al langer dan tien jaar niet meer heb gezien, ben ik even op bezoek gegaan.
Zolang het over anderen ging, was er een gesprek en soms zelfs een discussie. Ik kom in het Marokkaans nooit goed uit de verf, dus bleef ik soms haperend in een zin steken die vervolgens als sneeuw in de zon wegsmolt.
Het contact bleef oppervlakkig. Later begreep ik waarom iedereen vroeg naar bed ging. Ik
ben die Marokkaanse gezelligheid verleerd. Of eigenlijk, ik heb die gezelligheid nooit goed
gekend. En zocht naar hulpmiddelen om mee te doen.
Maar dat mislukte.

In de auto dacht ik na over het contact dat je kunt hebben met familieleden. Over het contact dat ik heb met mijn zussen. Zouden mijn moeder en haar zussen met elkaar kunnen praten over waar hun kinderen mee bezig zijn? Zou er een schaamte zijn? Of is de afstand behalve letterlijk, ook figuurlijk een gapend gat geworden door de jaren heen?
Speelt generatieverschil een rol? Mijn moeder is in Nederland blijven hangen in het Marokko van de jaren 80. Terwijl mijn tante redelijk de moderne tijd heeft mee kunnen maken.

Ik nam diep adem en zuchtte mijn vraag eruit: “Moeder, hoe is jouw contact met je zus? Waar hebben jullie het over? Bespreken jullie problemen met elkaar? Of verdrietige momenten?”
Ze bespraken niet echt veel. Er was wel humor. Mijn moeder begreep de Marokkaanse humor als geen ander. Dat verleer je niet, en tegelijkertijd is het moeilijk aan te leren als je het niet kent. “Waarom zou ik het over verdrietige zaken moeten hebben, terwijl je juist een aangename tijd wilt bezorgen. En nee, we praten niet over onze kinderen. Wel als we ergens trots op zijn. Maar ik ga niet vertellen wat jij ‘uitspookt’ of conflicten die ik heb met één van je zussen.”
Op de vraag waarom, bleek het antwoord logischer te zijn dan het lijkt. Je deelt geen ellendige persoonlijke dingen met iemand die te ver weg zit. Je deelt ze zelfs niet met mensen die dichtbij zijn. Want dat is ‘hashoema’!

Op dat moment realiseerde me dat mijn moeder inderdaad nooit dingen besprak met anderen. Wat lijkt mij dat ellendig eenzaam. Nooit je hart kunnen uitstorten bij een vriendin. Nooit een probleem waar je tegenaan loopt kunnen bespreken met een iemand die hetzelfde meemaakt of heeft meegemaakt. Sowieso niet geloven in vriendschappen.

Ik heb daar de nodige klappen van meegekregen. Ik heb het mezelf later, met vallen en opstaan, moeten aanleren. Vriendschappen opbouwen, iemand hebben waar je op terug kunt vallen. En nog steeds zit er een diep ingeworteld gevoel van eenzaamheid. Het niet dúrven of kúnnen terugvallen op iemand die je vertrouwt. Of nog dieper.. wie vertrouw ik eigenlijk. Heb ik wel vrienden die ik midden in de nacht kan bellen? Ik werd overspoeld met een onbestemd gevoel. De basis die toch, hoe je er ook tegen vecht, aan je blijft knagen. De basis, die gelegd is door mijn moeder.
Hoe meer ik haar bevraag, ondanks de pijn en conflictvorming, hoe meer ik haar begrijp en zie. Vroeger werden vriendinnen me verboden. Omdat je ze toch weer verliest, ze geen goede invloed op je hebben en misschien wel een bedreiging vormden. En vast nog meer onverklaarbare redenen.

Ik keek, terwijl ik afwezig de afslag miste, voor me uit. En vanuit mijn ooghoeken zag ik mijn moeder verbaasd naar mij kijken.

Zoveel vragen die nog op m’n lippen branden..